Ik teken ervoor!
Gespannen kijk ik eerst in de verte, dan weer naar de smetteloos witte bladzijde op mijn
schoot. En eindelijk zet ik, met de punt van mijn tong tussen de lippen, een stip op het
papier. Nog drie stipjes en het kruis lijkt er te staan, ik zit er aan vast. Ik teken nu
eenmaal met balpen, dus nu is er geen weg meer terug. Aan de onderkant van het minieme
kruisje groeit de torenspits, de kerk wordt eraan vast gebreid, voor zover die niet
schuil gaat achter de schilderachtige huizen van het
plaatsje
dat ik zo in mijn geheugen
brand. Maar toch wordt de uitsnede van de werkelijkheid weer anders dan ik gedacht had.
Eén misplaatste lijn en de tekening kan zelfs verpest zijn. Toch zal die ook dan altijd
bij me blijven, het tekenboekje herbergt nou eenmaal goede en minder geslaagde pogingen
om de fietstocht mee te nemen. Het streven naar een volmaakte tekening is het middel dat
me helpt ergens echt te zijn. een gedwongen pauze van een half uur in een soms wat al te
haastige dag. Ieder dag kies ik een plek die voortaan van mij zal zijn, zonder dat ik die
van iemand afpak. Integendeel, ik kan hem later delen met iedereen die ik in mijn zeer
persoonlijke herinneringen wil betrekken. Ook een ander herkent soms wat. Op de zo
bijzondere camping, hoog boven
Verona
raak ik in gesprek met een jonge Duitse fietster.
Ze vraagt me of de doorsteek van de Povlakte in één dag te doen is. Ze doet heel veel
aan sport, maar dit is haar eerste tocht. Ze heeft niet veel bij zich, haar belangrijkste
bagage is haar dwarsfluit. Ik denk dat ze het aankan, maar omdat het al 10 uur is, moet
ze nu dan wel vertrekken, wil ze het halen. "Maar ik wil pas morgen, ik heb vandaag al
100 km gereden vanaf het Gardameer!" Nou, daar kan ik een puntje aan zuigen. We hebben
dus de tijd, ik laat mijn tocht zien. Bladerend en vertellend ben ik er dan weer: op die
heuvel,
bij die
kerk,
op dat
strand.
En zij opeens in haar geboortedorp, waar ik
toevallig het
park
tekende.
TEKST EN BEELD: JEAN PENDERS
Op iedere tekening herkent iedereen wel de datum, maar dat andere getal wordt zelden
geraden, terwijl het toch zo belangrijk is. Het is het aantal kilometers dat ik van huis
weg ben, het aantal kilometers dat mijn vrijheid al duurt. Wanneer ik op een en dezelfde reis een dorp teken,
hoog in de Alpen, en - bijna weer thuis - een stadje langs de Rijn dan voel ik goed hoe
verschillend houtbouw kan zijn. Dat zit dan niet alleen in mijn boekje, de constructies
zitten voortaan ook in mijn hoofd. En de daarbij behorende sfeer van de
blokbouw
in de
stilte van de bergen tegenover de commercie bij de
vakwerkbouw.
Het eenzame
strand
waar
ik tot rust kwam van een overspannen drukte, de
bloemen
waar ik van genoot en af en toe
ook mijn dierbare
fiets:
ik heb ze steeds in mijn stuurtas.
In het voorjaarsnummer 2008 schrijft Harry Fietsenaar in zijn column 'Reizigersgeluk?
Teken ervoor!' dat hij maar één keer een tekenende fietser is tegengekomen. Grappig dat
ik me nooit heb afgevraagd hoeveel fietsers tekenen. Ik zie het vrijwel nooit, maar
wanneer ik teken, zie ik ook nooit een fietser langskomen. Toeval? De mensen die achter
me gaan staan, zie ik meestal ook niet. Wanneer een groepje straatschoffies me van
alles begint te vragen, leg ik zwijgend een vinger op mijn lippen. Ik zit midden op
een Italiaans plein op een stoel, die ik bij een bar geleend heb. De poortweg naast de
Duomo van
Capua
is prachtig. Een generaal in vol ornaat wil me wat vragen. Maar mijn
nieuwe vriendjes fluisteren eerbiedig: "Dat is een kunstenaar, die mag u niet storen".
Toch word ik minzaam op zijn bureau ontboden, straks, wanneer ik klaar zal zijn. Maar
ik heb dan wel wat beters te doen: fietsen. Trouwens, de tekening zou hij toevallig ook
op internet kunnen vinden, keurig bij de plaatsnaam. Maar ik een kunstenaar? Wel nee,
ik ben een heel gewone fietser. Ik kies alleen iedere dag een stipje uit de kronkellijn
die ik fiets en zet die in mijn boekje.